Knibbel knabbel knuisje, wie komt er gokken in mijn huisje? (Deel 2)
Vorige keer in deel 1:
Hans en zijn grietje gingen aan het werk. De rivierbodem doorzeven op zoek naar goud. Beschermd door de vader van het grietje, Robin Good, gingen ze zorgeloos langs de rivier op zoek. Het grietje wou echter wat hoger op de berg op zoek naar goud, daar was de bron van de rivier. Ze liet een spoor van bladgoud achter voor haar vriendje Hans, die helemaal in gedachten verzonken was. totdat…
Waar is ze?!
“Pauliiineee!! Jolandaaa!! Emmaaa!!!” Hans is haastig op zoek naar zijn grietje. “Waarom hebben we ook niet beter opgelet? We wisten dat het bijna halve maan was, normaal gesproken letten we dan altijd goed op. Ik vergeef het mezelf nooit als ik haar nooit meer terugzie. Ik moet en zal haar vinden…” praat Hans tegen zichzelf terwijl hij verder de rivier omhoog loopt, op zoek naar een spoor of een teken van leven. Ondertussen denkt hij na over een goede strategie om haar te vinden.
Wat is er aan de hand?
Hans heeft net een heel stuk gerend in de hoop zijn grietje in te halen, maar raakt een beetje uitgeput en leunt tegen een boom aan om even op adem te komen en ineens WOESH!! Een pijl schiet vanuit het niets ineens recht tussen zijn vingers in de boom. “AAAHH!!!” Schreeuw Hans uit! Opeens rent uit de bosjes een beer van een man en springt op Hans af en duwt zijn hand op de mond van Hans. “Ssshhht!” Zegt de man en haalt zijn hand weg. Opgelucht kijkt Hans naar de man. “Oh Robin Good, gelukkig. Je bent hier! Ik w…” “Sshht!” Onderbreekt Robin. “Ik weet het. Je bent mijn dochter kwijtgeraakt he. Weer aan het dromen zeker? Ik heb voetstappen van haar gevonden en een goudsnipper tussen de modder. Vertrapt door vogelpoten. Die verdraaide eksters jatten alles wat glinstert. Oh en je vingers, daar is niks mee aan de hand. Ik bedoel.. die zitten nog gewoon aan je hand. Dus niks aan de hand. Behalve je vingers, die zitten nog wel aan je hand. Er is dus niks.. ergs.. met je hand.. aan de hand… AH! Kom, ik laat je de voetsporen zien, ze is de rivier opwaarts gegaan.”
Een maar al te bekend geluid
De berg oplopend en voetsporen zoekend stopt Robin Good ineens. “Kijk” zegt hij tegen Hans en wijst naar de grond. “Er zijn ineens heel veel voetsporen!” Hans kijkt naar de grond en langzaam kijkt hij langs de rivier vooruit. “Er zijn overal voetsporen vanaf hier” zegt hij. Vanuit het bos komen er ineens een heleboel voetsporen en gaan langs de rivier omhoog, daar waar eerst alleen soms een voetafdruk van het kleine grietje te vinden waren. Robin Good spreid zijn oren en zegt: “Luister… hoor jij… wat ik hoor? Het zullen toch niet…”
Wordt vervolgd…